Hij had mijn collega kunnen zijn. Tom Wilenski, journalist van de oude stempel, zo eentje die gewapend met Moleskin-boekje en Faber-Castell-potlood gevaarlijke achterbuurten in trekt voor lange reportages; stukken die hij een uur voor de deadline uittikt, met een peuk in zijn mondhoek. Ware het niet dat Tom een personage is, uit de nieuwe roman van Marente de Moor. Een gecanceld personage, ook dat nog. Op een kwade dag bij de hoofdredacteur op het matje geroepen: zijn artikelen zijn wel érg kritisch op het vluchtelingenbeleid en op de islam. En met de woorden 'racist', 'xenofoob' en 'niet meer van deze tijd' wordt Tom ontslagen. Maar dan, drie jaar later, wordt hij door dezelfde krant gevraagd aan te monsteren op een bijzonder schip: een reddingsschip dat bestierd wordt door louter vrouwen, die op de Middellandse Zee bootvluchtelingen oppikken. Of Tom daar een reportage over wil schrijven.
Dus daar zit de journalist op een schip met 'evacués' - toevallig alleen mannen - die likkebaardend naar de Europese kust uitzien. Ze roepen geen medelijden bij Tom op: 'Ze leken niet op de vluchtelingen zoals hij die kende van foto's op de voorpagina's. Ze hielden geen zuigelingen vast, keken niet wanhopig; het waren mannen in de kracht van hun leven en zo gedroegen ze zich ook.'
We kennen Marente de Moor (1972) vooral van haar historische romans, zoals het met de AKO Literatuurprijs bekroonde De Nederlandse maagd (2010) waarin een schermster aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog een affaire aangaat met haar Duitse leermeester. In haar laatste roman, Foon uit 2018, leven de hoofdpersonen een primitief bestaan, afgezonderd in de Russische bossen. Niet eerder schreef De Moor een boek dat zo in het hier en nu speelt als De schoft, waarin ze een blik aan actualiteit opentrekt: de vluchtelingencrisis, de polarisatie tussen links en rechts, wokeness, een staartje corona, zelfs de invasie van Oekraïne wordt nog even genoemd. En Tom is de personificatie van de boze witte man op wie tegenwoordig zoveel gemopperd wordt.
Wat als je zo'n man confronteert met zijn aartsvijanden, moet De Moor hebben gedacht; met linkse, activistische vrouwen en opgeschoten, opportunistische moslims. Op een boot. Waar niemand vanaf kan. En de boel dan onder druk zetten door een gebrek aan eten, drinken en duidelijkheid. Kijken wat er gebeurt. Dat opschrijven.
Hoewel er beslist wat sadistisch genoegen uitgaat van deze opstelling, is De Moor er niet op uit Tom belachelijk te maken. Dat zou te makkelijk zijn en daarvoor is deze schrijfster te goed. Noch is het de bedoeling Tom een lesje te leren, daarvoor is de situatie te complex - laat ook dat maar aan De Moor over. De vrouwen die het bevel voeren over de boot maken rigide keuzes, soms eerder uit prestatiedrift dan uit barmhartigheid, en de opvarende mannen moet je niet zien als zielige vluchtelingen; er zitten ook gewoon klootzakken tussen. Dat kan de bemanning (of: bevrouwing) dan weer helemaal niets schelen. Hun motto: 'Het doet er niet toe wie we redden, maar dat de mensen die we redden, gered moeten worden.' En als er dan een verkrachtende mensensmokkelaar tussen zit: soit. Tom breekt zich het hoofd over wat voor stuk hij hiervan moet maken: 'Wat hij er ook over schrijft, hij zal erom worden gehaat. Hij zal onmenselijk worden gevonden, of juist een wereldvreemde naïeveling. Een schoft of een verrader.'
Dat zwart-witte schudt Tom steeds meer van zich af; gaandeweg ontwikkelt hij zich tot een rond karakter. Zijn overtuigingen worden ondersteund door zijn achtergrond (hij heeft een anti-communistische Poolse vader en een overdreven geëngageerde moeder die zich over arbeidsmigranten ontfermt) en via de personages om hem heen worden de uitersten van zijn persoonlijkheid belicht. In de ogen van dochter Lauren is Tom een ouwe zak, en in Adama, een jonge jongen met wie Tom zijn hut deelt, ziet hij een jonge versie van zichzelf. Die twee kanten moet Tom in zichzelf zien te verenigen en dat is misschien nog wel een grotere opgave dan het schrijven van dat artikel.
Al met al is het een fraai gedachtenexperiment, en keurig uitgewerkt, zij het ook wat cerebraal. Terwijl dat schip toch schreeuwt om fysieke onderdompeling in zeeziekte, de geur van stront en kots, in storm, hitte en geweld. Die omstandigheden worden wel beschreven, maar komen niet los van het papier. Voor ze tot je doordringen hebben Toms gedachten het alweer overgenomen. Zo word je nooit écht overrompeld door het verhaal, terwijl je merkt dat dat wel had gekund.
Opmerkelijk, dat gebrek, want De Moor beschrijft tussen de bedrijven door óók de levens van een aantal beroemde martelaressen - vrouwen die juist hun lichaam offerden voor hun geloof of ideaal, zoals de heilige Agatha, wier borsten worden afgesneden omdat ze weigert te trouwen. Een hyperfocus op het lichamelijke - borsten als delicate toetjes op een zilveren schaal, zoals ook op het omslag te zien is - en daarmee het tegenovergestelde van de kopzorgen van Tom.
Zo speelt De Moor gedurende het hele verhaal met contrasten. Links-rechts, jong-oud, man-vrouw, verrader-schoft, lichaam-geest. Bijzonder is dat die tegenstellingen niet worden opgelost maar terloops verdwijnen, tot ze ineens geen onderwerp meer zijn. Tot De schoft alleen nog maar gaat over een man op zoek naar een verhaal. Een nieuw verhaal over zichzelf en zijn plek in de wereld. Je moet het erin willen zien, maar deze roman kan een parabel zijn voor onze gepolariseerde maatschappij. Willen we niet van elkaar vervreemden door kloven die alsmaar dieper worden uitgegraven dan zullen we, net als Tom, op zoek moeten gaan naar een nieuw verhaal. Een verhaal over onszelf en onze plek in de wereld. Desnoods een uur voor de deadline uittikken.
★★★★☆
Querido; 224 pagina's; € 23,99.
Verberg tekst