'Ze hielp me zoeken naar precisie en nuance. Naar oprechte woorden, die misschien met wat meeval, dit leven eer konden aandoen', bedenkt de ik-figuur over de vrouw van wie hij in de ban raakt. In Peninsula lijkt het alsof Lieven Stoefs een geduldige zoektocht opzet naar de juiste metafoor en de taal uitvlooit op haar mogelijkheden.
Stoefs, een Vlaamse ingenieur die eerder verhalen publiceerde in Kluger Hans en Op Ruwe Planken, noemt zich 'voormalige dambelofte en avant-garde taxidermist'. Hij groeide zelf op in Griekenland, het land dat een cruciale rol speelt in Peninsula, wat 'schiereiland' betekent.
Er zit iets heel uitgekiends in deze roman. Toch ontkomt Stoefs aan steriliteit en hermetiek, integendeel. Omdat hij in staat is een zinderend bewustzijn op te roepen en gebeurtenissen hevig te laten oplichten. Elk hoofdstuk is een (soms suggestieve) scène, een uitsnede, een observatie, een anekdote, met geheimzinnige titels als 'proëmium', 'de zesjarenregel…Lees verder
'Ze hielp me zoeken naar precisie en nuance. Naar oprechte woorden, die misschien met wat meeval, dit leven eer konden aandoen', bedenkt de ik-figuur over de vrouw van wie hij in de ban raakt. In Peninsula lijkt het alsof Lieven Stoefs een geduldige zoektocht opzet naar de juiste metafoor en de taal uitvlooit op haar mogelijkheden.
Stoefs, een Vlaamse ingenieur die eerder verhalen publiceerde in Kluger Hans en Op Ruwe Planken, noemt zich 'voormalige dambelofte en avant-garde taxidermist'. Hij groeide zelf op in Griekenland, het land dat een cruciale rol speelt in Peninsula, wat 'schiereiland' betekent.
Er zit iets heel uitgekiends in deze roman. Toch ontkomt Stoefs aan steriliteit en hermetiek, integendeel. Omdat hij in staat is een zinderend bewustzijn op te roepen en gebeurtenissen hevig te laten oplichten. Elk hoofdstuk is een (soms suggestieve) scène, een uitsnede, een observatie, een anekdote, met geheimzinnige titels als 'proëmium', 'de zesjarenregel', 'polymeer' of 'schroeflijn'. Langzaam ontdek je de samenhang. We maken hink-stap-sprongen door de tijd, schuiven met de ik-figuur langs familiemomenten, langs flarden van geluk en desillusie of doorheen zintuiglijk beschreven landschappen. En vanaf de eerste pagina word je gegrepen door een meeslepende, haast bezwerende verteltoon.
Stoefs schetst de herinneringen en bedenkingen van een man uit een Vlaams gezin, die als jongen naar Griekenland verhuist en later terugkeert, en waarbij de observerende ik-figuur nauwlettend het estafettestokje van de generaties doorgeeft. De personages dragen 'de boekhouding van onze jeugd, vol onbestemd verlangen en weggestopte pijn'. Stoefs schrijft over fanatiek bevochten voetbalwedstrijden, over de diverse fabrieken waarin het ik-personage aan de slag gaat.
Flitsen tederheid
Maar telkens loopt het niet goed af, stelt een manager orde op zaken: 'Zijn zinnen tikten als ijskoude regen tegen mijn voorhoofd.' Er wordt getreurd 'over verspilde tijd' en 'het onvermogen me er te handhaven'. Stoefs schrijft al even accuraat over de valkuilen en verkeerd ingeschatte verwachtingen in de (prille) liefde. Beklijvende taferelen, alsof we vertoeven in 'een ondergronds museum van verlangen'.
Het subtiele, atmosferische proza doet denken aan dat van Peter Handke, David Nolens en ook aan dat van Peter Terrin, al moet hij weleens uitkijken voor enig maniërisme. De unheimische, melancholieke teneur beklemt maar is niet vrij van sprankels hoop en opflitsende tederheid. Een opmerkelijk volgroeid en puntgaaf debuut.
Verberg tekst