Om maar meteen met de deur in huis te vallen: De beesten van Gijs Wilbrink (38) is een dijk van een debuutroman. Met de eerste zin plonst de schrijver je meteen al diep zijn wereld in met een allure die de openingszinnen van de romans van Gabriel García Márquez naar de kroon steekt: 'Ik wil niet veel zeggen, maar volgens mij ging het al mis met Tom Keller toen die twee ooms hem 's nachts meenamen naar het bos en hem dingen lieten doen die een jongen van negen nog lang niet zou moeten doen.' Je weet dan al: hier spreekt een stem die een groots verhaal te vertellen heeft. En je wilt er onmiddellijk meer van weten. Wie is Tom Keller? Wat ging er mis met hem? Wat moest hij daar in het bos doen toen hij negen was? Hoe zit dat met die twee ooms? En wie is deze nadrukkelijk aanwezige verteller?
In 'Wat ik eerst moet vertellen over Tom Keller', het openingshoofdstuk van de roman, wordt maar een van deze vragen ten volle beantwoord. Als jongetje van negen jaar moest Tom Keller van zijn twee ooms Johan ('hamburgernek') en Charles ('patjakker') mee op konijnenjacht. Op een nacht raakte hij zoek. Pas tegen de ochtend vonden de twee stropers hem, vastgeklemd in een wildstrik, samen met een konijn. Ze maakten de jongen en het konijn los en dwongen hem vervolgens om het wegstrompelende konijn neer te knallen. 'Dit was het moment', zo verkondigt de verteller omineus, 'waarop dat jong vervloekt werd.'
Voor het overige roepen de eerste pagina's van De beesten vooral weer nieuwe vragen op. Zeker, we komen te weten dat de verteller tot een familie behoort 'die hier al eeuwen midden in het dorp woont'. En ook dat de Kellers 'diep in het buitengebied weggestopt, aan de andere kant van het bos' wonen. Maar wat is dat toch met die familie Keller daar in die niet bij name genoemde, bosrijke streek? Hoe zit het met dat ongeluk dat Tom later zal krijgen? Wat is 'dat hele drama' dat de mensen uit die streek bespaard had moeten blijven?
Het zijn niet alleen dit soort vragen die je gekluisterd houden aan Wilbrinks eersteling. In dat geval zou De beesten een soort veredelde thriller zijn geweest. Nee, je wordt ook vastgeklemd door de grootse, onheilszwangere, zintuiglijke taal waaruit de vragen opborrelen. En ook door de schimmige identiteit van de vertellers, die lang wordt volgehouden; het effect is dat je het gevoel hebt dat er een collectief aan het woord is. Maar het is vooral de versmelting van deze drie elementen die het hem doet. Ze dragen de hele roman.
Je zou De beesten een streekroman kunnen noemen, maar dan ongeveer zoals je de romans van Faulkner of, om dichter bij huis te blijven, die van Marieke Lucas Rijneveld ook als zodanig zou typeren. De personages zijn geen bordkartonnen typetjes maar archetypen van vlees en bloed. Hun habitat is geen kleurrijk decor maar een bezield organisme waarmee hun bestaan is verstrengeld. Je zou de roman dus tekortdoen als je zou zeggen dat hij zich ergens in de Achterhoek afspeelt, in de buurt van de Duitse grens. Nee, de plaats van handeling is een tot een mythisch gebied verheven versie daarvan.
Over dit gebied hangt de schaduw van de familie Keller. Ze zijn de schrik van de streek, de belichaming van het kwaad. En ook: the talk of the town, want een familie die stroopt, smokkelt, zwendelt, afperst, moordt en verkracht, daar valt natuurlijk veel over te vertellen en te roddelen. 'Vieze, vadsige fabels', zo heet het in de roman zelf.
De eerste Keller die we goed leren kennen is Isabella, de dochter van Tom. Dat is opmerkelijk, want zij probeert juist de Kellerclan (waarvan zij de jongste telg is) te ontvluchten. Halverwege de jaren negentig vertrekt ze naar Utrecht, officieel om daar kunstgeschiedenis te gaan studeren, maar in werkelijkheid om zich in de alternatieve scene van krakers en dierenactivisten te storten. Of om nog maar eens zo'n in steen gebeitelde zin te citeren: 'Ze was hierheen gekomen om te worden wie ze al die jaren al had moeten zijn, zonder teruggefloten te worden door een achternaam die verried dat je vader een mislukking was, je oom een dierenbeul, je grootvader crimineel.'
Maar ontsnappen, dat gaat zomaar niet. Daar weet Isabella's grootvader Frank van mee te praten. In tegenstelling tot diens broers Johan en Charles verdiende hij zijn brood op fatsoenlijke wijze, maar door een onverdraaglijke samenloop van omstandigheden is juist hij het die een moord pleegt (de toedracht daarvan is een hoogtepunt in het boek). Door de lange gevangenisstraf die hij krijgt opgelegd, is zijn zoon Tom (die bij zijn geboorte zijn moeder al had verloren) overgeleverd aan Johan en Charles. Toch lijkt er ook voor hem een uitweg te zijn. Hij heeft een enorm talent voor motorcrossen, wordt door een hotemetoot uit Engeland weggekaapt en is hard op weg naar het wereldkampioenschap. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan mag: Tom wordt met een grote smak teruggeworpen op het clanleven, verminkt en wel.
Het belooft dus weinig goeds wanneer Isabella na vier maanden Utrecht terugsnelt naar haar geboortestreek, de plek waar ze als drugsverslaafde werd geboren en daarna nog veel meer voor haar kiezen zou krijgen, en waar ze nu toch weer naartoe wordt gezogen. Niet alleen omdat haar vader spoorloos is verdwenen, ook omdat ze niet om het gevoel heen kan dat ze hier thuishoort. Dat dringt steeds dieper tot haar door terwijl ze op zoek is naar haar vader. Daarnaast ontdekt ze hoe het precies zat met het ongeluk dat in één klap een einde maakte aan haar vaders motorcarrière.
Verweven door de geschiedenis van de Kellers is het verhaal van Annie en Maureen Teeking, twee zussen die gebrouilleerd raken wanneer Maureen een Keller wordt door met Tom te trouwen. De zusterbreuk spiegelt de kloof die tussen Johan en Charles ontstond toen ze het motortalent van Tom ontdekten. Maar er is wel een belangrijk verschil: tussen die zusters loopt het beter af dan tussen de twee broers. En het kan verkeren: het heeft er alles weg van dat Isabella toch niet kopje onder zal gaan in de familiemodder, met dank ook aan haar verse Utrechtse vriendin Erva. Het zijn dus de vrouwen die het patroon doorbreken van een door mannen bepaalde traditie.
'Ons wacht een mooi seizoen', zo sluit De beesten af. Dat is, in combinatie met de feministische turn, misschien een al te opbeurende uitkomst van een geschiedenis die in het teken staat van het kwaad in allerlei gedaanten: afgunst, uitbuiting, incest, drugsverslaving, terreur, bedrog, geweld. Maar deze omslag is ook weer zó intimiderend goed onder woorden gebracht dat je je uiteindelijk ook hier helemaal overgeeft aan wat de roman te vertellen heeft.
*****
Thomas Rap; 399 pagina's; € 23,99.
Verberg tekst